Introductie

Wennemar Jan Engels van Beverforde was niet alleen advocaat en procureur, hij had ook interesse in het gebeuren op het platteland. Dat kwam wel meer voor bij notabelen in die tijd, maar Wennemar Jan beschikte ook zelf over boerderijen en grond rond Ootmarsum.

Van 1895 tot 1900 maakte hij deel uit van het bestuur van de Twentsche Landbouw Maatschappij, die vanaf 1896 Overijsselsche Landbouw Maatschappij (O.L.M.) heette. De bestuursjaren en het contact met de landbouw maakten kennelijk indruk op hem. Hij had zelf geen nakomelingen en liet bij zijn dood het bezit na aan zijn zuster Hendrika Antonia Engels. Dit onder de voorwaarde dat na haar dood de goederen en bezittingen zouden overgaan naar de O.L.M. en dat de nalatenschap moest worden ondergebracht in een fonds, het Mr. W.J. Engels van Beverfordefonds.

Engels’ Jufferke

Hendrika Antonia Engels, ook wel bekend als  “Engels’ Jufferke”,  werd geboren op 29 maart 1843, woonde ook in Ootmarsum en vertrok later net als haar broer naar Zutphen , waar ze overleed op 22 november 1917. Overeenkomstig haar testament werd het bezit van de familie Van Beverforde ondergebracht in het hiervoor genoemde fonds.

Hendrika Antonia en Wennemar Jan zijn beiden begraven te Zutphen, in een gemeenschappelijk graf op de Algemene Begraafplaats 1829 (Oude Begraafplaats). Toen Hendrika Antonia stierf, leefde haar broer Gerrit Hendrik Engels  nog. In een brief aan zijn adres in Vancouver dankte de O.L.M. hem voor de instemming met de wilsbeschikking van zijn zuster. Pogingen met hem in contact te komen, hebben niets opgeleverd. In 1928 is hij in Nieuw-Zeeland overleden.

Volgens de legende zou het Jufferke 100 jaar na haar dood terugkomen in Ootmarsum om te zien of de nalatenschap in stand is gebleven en goed is beheerd en onderhouden. Op zaterdag 20 mei 2017 herdacht de Stichting Mr. W.J. Engels van Beverfordefonds met een feestelijk programma de honderdste sterfdag van Hendrika Antonia Engels, bekend als ‘Engels’ Jufferke’. In Ootmarsum kwamen de donateurs van de stichting en genodigden bijeen om stil te staan bij honderd jaar Mr. W.J. Engels van Beverfordefonds. Ter gelegenheid van dit jubileum werd het boek De boeiende nalatenschap van een Twents Jufferke. De historie van het Mr. W.J. Engels van Beverfordefonds van Hans Siemes gepresenteerd. Aansluitend werd er ter nagedachtenis aan het ‘Engels’ Jufferke’ een beeld in Engels’ Tuin onthuld.

Erve 't Ribbert

In 1750 bouwde de toenmalige hofmeier Mr.dr. Hermannus van Beverforde een nieuwe boerderij aan de noordzijde van de Vasserweg. In de loop der jaren is het oorspronkelijke gebouw diverse keren verbouwd. De boerderij werd gedeeltelijk gebouwd op de weg naar de erachter gelegen es, de weg naar de Karreberg. De boeren in de omgeving voelden zich gedupeerd, omdat hun akkers moeilijker te bereiken zouden zijn. Procedures volgden. Uiteindelijk is de boerderij afgebouwd en de weg iets verlegd.

In 1754 werd het eerste huurcontract afgesloten met Hendrik Arink. In het huurcontract wordt gesproken over “een huis op de Karreberg” met schuur en schaapskooi. In 1763 werd voor zes jaar een nieuw  contract afgesloten met Jan Ribberink. Uit archiefstukken blijkt dat de namen Ribberink en Ribbert door elkaar werden gebruikt. In de periode 1763 tot 1877 hebben vier generaties Ribbert gewoond en gewerkt op de boerderij op de Karreberg of Kersberg. In 1876 werd de familie Ribbert  de huur opgezegd. Bernardus Oude Luttikhuis uit Nutter werd  de opvolger.

Toen de O.L.M. eigenaar werd van Erve ’t Ribbert, was deze boerderij verpacht aan de familie Bonnes. In 1919 werd de familie Bonnes de pacht per 1 mei 1921 opgezegd, omdat de O.L.M. van deze boerderij een demonstratieboerderij wilde maken. Het bestuur liet zich bij deze beslissing leiden door de gedachte, dat op deze wijze in de geest van de erflaters werd gehandeld en de belangen van de Twentse landbouw werden gediend. Het fonds werd daarnaast ook betrokken bij demonstratieboerderijen te Markelo, Heino en Hellendoorn.

De demonstratieboerderijen hebben ongetwijfeld een flinke bijdrage geleverd aan de modernisering van de agrarische bedrijfsvoering in de regio. De landbouwvoorlichting toonde er nieuwe werkwijzen en nieuwe teelten. De demonstratieboerderij ’t Ribbert vereiste echter veel geld van het fonds. Tijdens het beheer  eind jaren twintig  werd de exploitatie steeds problematischer. Ook de crisis van de jaren dertig zorgde voor  financiële problemen. De O.L.M. besloot daarom de demonstratieboerderij ’t Ribbert op te heffen en weer te verpachten. Door de crisis was er echter aanvankelijk geen pachter te vinden, die de enigszins verwaarloosde landerijen en gebouwen in exploitatie wilde nemen. Het duurde tot 1934 voordat zich een pachter meldde.

In november van dat jaar vestigde de familie Veneklaas zich op Erve ’t Ribbert.  Inmiddels bewoont en exploiteert de derde generatie Veneklaas de boerderij. De moderne, zakelijke bedrijfsgebouwen zijn zodanig geplaatst en gebouwd dat zij het karakter van de monumentale boerderij niet aantasten. Met gevoel voor traditie en landschapsschoon wordt Erve ’t Ribbert ruim 250 jaar bewoond en bewerkt.

Schaalvergroting

Het testament bepaalde dat de opbrengsten uit het fonds moesten worden aangewend ter bevordering van de landbouwbelangen, zoveel mogelijk ten goede komend aan Twente. Grond en gebouwen mochten niet worden vervreemd, noch met hypotheek bezwaard.

De nalatenschap was niet gering. Ze bestond uit ongeveer 80 ha landbouwgrond en 40 ha bos, hei en woeste grond rond Ootmarsum plus zes boerderijen en daarnaast uit effecten, sieraden, antiek meubilair, boeken, kaarten en schilderijen.

De boerderijen waren Erve ’t Ribbert,  Aveskamp, ’t Laars, Putke op Hams, Steggink en Martens. Daarnaast omvatte het onroerend goed een herenhuis (het Hofmeiershuis in Ootmarsum) en een prachtig tuincomplex in Ootmarsum,  Engels’ tuin genaamd. Het geheel vertegenwoordigde in 1917 een waarde van ruim 152.000 gulden.

Na de aanvankelijke vreugde over de nalatenschap volgde een domper. De overheid legde in 1918 aan de O.L.M. een forse belastingaanslag op van 66.000 gulden aan successierechten. Een smeekbrief aan koningin Wilhelmina om van het betalen van die belasting verschoond te blijven, had geen resultaat. Het heeft grote moeite gekost om die 66.000  bij elkaar te krijgen.

De bepaling dat de grond niet mocht worden vervreemd, bleek in de praktijk niet houdbaar. Ook botste deze bepaling met het andere doel van de nalatenschap: het bevorderen van de landbouw in Twente. Daarvoor was het nodig dat gronden bij de boerderijen zo min mogelijk versnipperd lagen. Als aan- en verkoop van grond of grondruil noodzakelijk was om tot betere exploitatie te komen, deed de O.L.M.  dat en handelde aldus in de geest van het testament. Door de schaalvergroting in de land- en tuinbouw verminderde het aantal bedrijven  tot uiteindelijk één bedrijf waarvan ook de gebouwen nog eigendom zijn, Erve ’t Ribbert.  Daarnaast worden  percelen los land verpacht. Erve ’t Ribbert is een rijksmonument en vormt nu de kern van het bezit.

De expositie

De Stichting Mr. W.J. Engels van Beverfordefonds heeft de roerende goederen uit de nalatenschap zoals de bibliotheek, meubelen, sieraden en schilderijen in 1997 in bruikleen gegeven aan de toenmalige gemeente Ootmarsum. Deze heeft ze ter beschikking gesteld aan het Openluchtmuseum Ootmarsum. Hier werd Stadsboerderij Eppink ingericht als expositieruimte.

In 2010 is het onderkomen van de collectie door het Openluchtmuseum geheel vernieuwd en is het een plezierige en overzichtelijke presentatie geworden. De 40.000 bezoekers per jaar kunnen door een podcast op verschillende plekken een gesproken toelichting beluisteren.  Door de expositie en de toelichting wordt een stukje geschiedenis van Twente zichtbaar en wordt het motto van het Openluchtmuseum Ootmarsum  “Het land van Heeren en Boeren” versterkt.

Bezoek de website van het Openluchtmuseum